Euthanasie

Helaas komt aan ieder huisdierenleven een eind. Zonder technisch te worden: de meeste huisdieren zullen niet een “natuurlijke dood” sterven. Dat betekent dat vrijwel altijd het baasje de beslissing moet nemen om tot euthanasie over te gaan. Het actief beëindigen van het leven.

Dat is vaak een moelijke keuze. De dierenarts helpt u bij het nemen van zo’n beslissing.

Maar hoe gaat zoiets nou in zijn werk?

Sedatie: rustig gaan slapen

In de meeste gevallen zullen wij een huisdier een prikje geven waar hij of zij erg rustig van wordt. In veel gevallen zullen ze zelfs volledig in slaap vallen. We doen dit met een cocktail van stofjes die aangepast is op uw huisdier. Zo voorkomen we onnodige misselijkheid, pijn of angst.

In sommige gevallen, met name benauwde patiënten, slaan we deze stap soms over. Dit doen we, omdat niets zo eng is als langzaam suffer worden, terwijl je benauwd bent. Dat willen we alle dieren besparen.

Directe toegang tot de bloedbaan

Daarna plaatsen we bij honden een intraveneus catheter. Op die manier hebben we een directe toegang tot de bloedbaan, waar later het echte middel in moet.

Bij katten slaan we deze stap vaak over, omdat het bij de meeste katten erg eenvoudig is om bij de slapende kat de nieren te voelen. En als je iets in een nier injecteert, komt het ook razendsnel in de bloedbaan. Dit is een afweging die we maken per dier. Natuurlijk houden we hier ook rekening mee met de sedatie vooraf.

De euthanasie

Voor het daadwerkelijk euthanaseren gebruiken we een oplossing van pentobarbital. Dit is een erg krachtig anestheticum wat actief een groot deel van de hersenen remt. Effectief zetten we dus de hersenen uit. Dit gaat razendsnel, en is op zichzelf pijnloos. Zoals hierboven beschreven dienen we dit in sommige (spoed-)gevallen dan ook direct toe.

In nagenoeg alle gevallen dient de dierenarts dit toe via een bloedvat in de poot, of door in een nier te prikken. In het hart prikken wordt eigenlijk niet meer gedaan. Dat was weliswaar heel effectief, maar kan gruwelijk pijnlijk zijn als het niet 100% perfect gaat. Daar merk je aan de buitenkant meestal niet zoveel van, want op dat moment kan het dier het niet meer tonen.

Geen haast

Wij maken altijd tijd voor een euthanasie. Als het dier lijdt, maken we ruimte in ons schema, ook als dat eigenlijk niet handig voor ons schema is. Daarnaast nemen we alle tijd voor u en uw huisdier.

Na de euthanasie

Nadat de euthanasie uitgevoerd is, blijft de vraag wat er met de overblijfselen gedaan wordt.

Men kan kiezen voor:

  • Individuele crematie
  • Groeps crematie
  • Destructie
  • Zelf begraven
  • Overige

Voor meer informatie over wat die opties inhouden, kunt u het beste kijken op de website van het Hoeksche Hof. Dat is het crematorium waar wij het meest mee samenwerken.

Kosten

De kosten van een euthanasie hangen af van de grootte van het dier. Bij een kat is het meestal ongeveer €120, bij een grote hond ongeveer €210. De kosten van het crematorium komen daar los bij.

Er wordt gezegd dat dieren na een euthanasie de regenboogbrug over gaan

Kattenkwaaltjes: oude katten die afvallen

Een veelvoorkomende kwaal bij de oudere kat is dat hij/zij mager wordt. Een hoop mensen denken dat dat komt, omdat de kat ouder wordt. Maar ouderdom is geen ziekte! Als een kat mager wordt, is er meestal iets medisch aan de hand. En meestal is daar ook iets aan te doen!

Wat betekent afvallen

Het klinkt voor-de-hand-liggend, maar je valt af als je meer energie gebruikt dan je binnen krijgt. Wat kan er dan aan de hand kan zijn als je onbedoeld afvalt?

  1. Minder eten
  2. Hetzelfde eten, maar braken of overgeven
  3. Hetzelfde eten, maar niet goed verteren
  4. Hetzelfde eten, maar het lichaam neemt het niet goed op
  5. Hetzelfde eten, hetzelfde opnemen, maar meer verbruiken
  6. Hetzelfde eten, hetzelfde opnemen, maar meer verliezen

In dit verhaaltje gaan we verder met de nummers 5 en 6. Als je kat afvalt omdat één van de eerdere nummers geldt, moet je natuurlijk ook naar de dierenarts. Meestal doen mensen dat dan sowieso, want dan zijn er duidelijke symptomen: niet eten, braken, of diarree.

We gaan ons nu wat meer toeleggen op afvallen zonder duidelijke symptomen.

Verhoogd verbruik

De oudere kat die maar dunner wordt, maar wel gewoon eet, kan last hebben van een verhoogd verbruik. Daar zijn twee grote oorzaken van.

Verbruik 1: Schildklier

Één komt erg veel voor, en dat is een hyperactieve schildklier. Als je daar last van hebt, draait alles in je lijf net een tandje harder. Dat is het geniepige ook, want die katten lijken dus totaal niet ziek en hebben vaak een goede eetlust. Als dit het geval is, is het zaak om zo snel mogelijk de diagnose te stellen: een hyperactieve schildklier kan medisch tot de orde geroepen worden.

Verbruik 2: Tumor

Een andere reden, die een stuk minder vaak voorkomt, is verbruik door een stukje stout weefsel. De immer gevreesde tumor. De meeste tumoren zorgen echter ook voor andere problemen, naast energie verbruik.

Afvallen door een overactieve schildklier (hyperthyreoidie genaamd) komt dus veel vaker voor dan tumoren!

Verhoogd verlies

Drie andere kwaaltjes die bij katten ook vaak voorkomen en gewichtsverlies door het verliezen van energie veroorzaken zijn de volgende.

Verlies 1: Diabetes Mellitus (type 2)

Katten kunnen, net als mensen, diabeet worden. Dat komt meestal voor bij de dikkere katten. Die vallen dan ineens af, omdat ze (onder andere) een heleboel energie verliezen met hun urine: ze plassen suikerwater uit. Het is bij de meeste katten goed te doen om dit gereguleerd te krijgen. In een hoop gevallen (meer dan de helft!) kunnen katten zelfs genezen van Diabetes als ze correct behandeld worden!

Verlies 2: Nierfalen

Bij sommige vormen van nierfalen lekken de nieren eiwitten (PLN: Protein Losing Nefropathy). Het kost erg veel energie om dat aan te vullen met het eten. Er zijn medicijnen om de bloeddruk in de nieren aan te passen, zodat deze wat rust krijgen. En ook met een aangepast dieet kan een kat met nierfalen vaak nog lang gelukkig leven.

Verlies 3: Darmproblemen

Niet alleen de nieren, ook de darmen kunnen eiwitten lekken (PLE: Protein Losing Enteropathy). Dit gaat in de meeste gevallen samen met diarree, dus dat wordt meestal wel opgemerkt.

Diagnostiek

Gelukkig vallen de meeste katten met één van deze aandoeningen op bij de jaarlijkse controle. In ander gevallen valt het gewichtsverlies de baasjes zelf op.

Dan onderzoeken we de kat, zoals hij of zij is, op tafel. In de meeste gevallen is er dan al een sterk vermoeden. Afhankelijk van dit vermoeden wordt eerst een urine-onderzoek gedaan, of meteen een bloedonderzoek. De meeste mensen die dit traject ingaan, kiezen bij ons voor het VetPlan Plus. Op de manier kunnen ze dit onderzoek in termijnen betalen.

Samengevat

Bijna alle gevallen waarbij een oudere kat afvalt, hebben een medische oorzaak. En bijna al deze medische oorzaken zijn behandelbaar! Denk dus niet “oh, onze kat wordt dunner, want oud”, maar “onze kat wordt dunner, daar kunnen we wat aan doen”.

 

Kwaliteit – intuberen

Zoals al in ons stukje over de Kwaliteit Anesthesie aangestipt, is het intuberen van patiënten die onder narcose gaan erg belangrijk. Dat zeggen we wel zo makkelijk, maar wat houdt dat intuberen nou precies in, en waarom doen we het?

Betekenis intuberen

Keelinspectie hond
Als je over de tong van een hond (of kat) de diepte inkijkt, zie je in de verte een donker gat. Dat is de luchtpijp.

Het woord geeft al aan dat er een tube, een buis, ergens in gaat. Dat wil zeggen dat we een speciale buis in de luchtpijp brengen, om zo een directe, water-en-lucht dichte aansluiting op de longen te hebben.

Om dit voor elkaar te krijgen moet de patiënt al goed slapen. Soms lukt dat al met de prik die als eerste medicatie gegeven is (de zogenaamde “pre-medicatie”), maar meestal moet er een snufje propofol bijgegeven worden. Dat is één van de redenen dat al onze anesthesie patiënten die langer dan 15 minuten onder zeil gaan een infuus krijgen: Dat moet namelijk direct in de bloedbaan gegeven worden.

Als de tube eenmaal in de luchtpijp zit, blazen we het ballonnetje op om een luchtdichte afsluiting te krijgen.

Twee tracheatubes
Twee maatjes tracheatube, zonder patiënt er aan vast

Konijnen

Larynxmasker konijn
Een foto van één van onze larynxmaskers voor konijnen

Konijnen zijn door hun anatomie en grootte (eigenlijk meer hun “kleinte”) erg lastig te intuberen. Maar omdat ook konijnen dezelfde ondersteuning en bescherming verdienen als honden- en katten, hebben we daarvoor een larynxmasker. Die kunnen we blind tot achter in de keel brengen, en sluit dan mooi over het strottehoofdje aan. Op die manier kunnen we een veilige aansluiting op de longen garanderen.

Redenen om te intuberen

De drie hoofdredenen om te intuberen zijn:

  1. Beschermen van de luchtwegen
  2. Meten van de uitademingslucht
  3. Toedienen van zuurstof en anesthesiegas

Beschermen van de luchtwegen

Één van de drie reden om te intuberen is om de luchtwegen te beschermen. Soms braken patiënten, of loopt er passief maaginhoud de mond in. Als je dan ligt te slapen, kun je je verslikken. En je wilt geen maaginhoud in je longen hebben: dan krijg je een heel ernstige longontsteking.

De dierenarts van Dierenkliniek Dordrecht die een hond intubeert toen hij nog bij Dierenkliniek Culemborg werkte

Naast maaginhoud, komt er ook een hoop viezigheid van voren. Normaal speeksel kan het verkeerde gat inlopen, maar bij sommige ingrepen (zoals een gebitsreiniging) werken we ook met veel water in de mond. De patiënt kan dat niet wegslikken, dus zou het zonder zo’n tube gewoon de keel inlopen. En dat willen we niet!

Meten van de uitademingslucht

De tweede reden om te intuberen, is omdat je op die manier goed kan meten wat er uitgeademd wordt. Met name CO2 is erg belangrijk. Bij een wakker mens of dier, regelt het lichaam hoe vaak je ademhaalt door de CO2 concentratie in het bloed goed te meten. Maar onder anesthesie werkt dat systeem niet, of niet betrouwbaar (afhankelijk van de stofjes die gebruikt worden). Dus kan het gebeuren dat het CO2 in je bloed te hoog wordt (en zuurstof te laag). Dat kan ernstige gevolgen hebben, van spierpijn, tot onderkoeling, tot hersenschade.

Anesthesie opsteling kat
Voorbeeld van een kat onder anesthesie: geintubeerd en met een infuus in het linker voorpootje

Daarom meten we met een capnograaf bij elke patiënt die onder anesthesie gaat de CO2 in de uitademingslucht.

Wordt de CO2 te hoog in de uitademingslucht, dan kan het dat:

  • de patiënt te weinig, diepe ademteugen neemt
  • de patiënt te veel tweede-hands lucht inademt

Dan beoordelen we dus de diepte van de anesthesie, de instellingen van de apparaten die voor de luchtvoorziening zorgen, en gaan we de patiënt actief beademen.

Wordt de CO2 te laag in de uitademingslucht, dan kan het dat:

  • de patiënt te ondiep of te snel ademt
  • het hart van de patiënt niet meer goed werkt

Dan beoordelen we dus de diepte van de anesthesie, en de vitale functies van de patiënt.

Toedienen van zuurstof e.a.

De derde reden om te intuberen, is om de patiënt een uitgemeten hoeveelheid lucht te kunnen geven. Uitgemeten per minuut, maar ook uitgemeten in samenstelling. Op deze manier dienen we extra zuurstof toe, zodat uw hond, kat of konijn alle organen goed van zuurstof kunnen blijven voorzien.

Als er bij het meten afwijkingen gevonden worden, kunnen deze (onder andere) op deze manier gecorrigeerd worden.

Ook kan er op deze manier anesthesiegas worden toegediend. Dat is een eenvoudige manier om de anesthesiediepte te regelen, en bij de meeste patiënten een veilig middel. Het grootste voordeel hiervan is dat, als je het uitzet, de werking binnen een paar ademteugen weer weg is.

Intuberen bij Dierenkliniek Dordrecht

Zoals boven al beschreven is het intuberen van anesthesie-patiënten bij Dierenkliniek Dordrecht standaard. Alleen dieren die zowel minder dan 15 minuten onder anesthesie gaan, als rechtop gehouden worden tijdens de ingreep (voornamelijk zijn dat de katers voor castratie), worden niet geïntubeerd.

Alle dieren die geïntubeerd worden, hebben een intraveneus catheter. De enige uitzondering hierop zijn erg kleine konijnen: daar gebruiken we een larynxmasker, en kost het soms te veel tijd om een goed bloedvat te vinden.

Het intuberen van patiënten is een eenvoudige en goedkope manier om te zorgen dat dieren

  • met minder pijn wakker worden
  • geen schade oplopen van een anesthesie
  • veilig onder anesthesie blijven
  • gecontroleerd onder anesthesie blijven

Anaalklier problemen

Veel honden hebben wel eens last van hun anaalklieren. Dit jeukt, of doet zelfs pijn. En het vervelende is dat ze er niet bij kunnen om te krabben!

Dus gaan ze vaak sleetje rijden of eromheen bijten. Ook kan het erg stinken. Als de verstopping te erg wordt, kan zo’n zakje barsten en een erg vervelende ontsteking geven onder de huid.

Het is dus ook zaak om zo spoedig mogelijk met een hond die last heeft, naar de dierenarts te gaan. Neem dan dus zo spoedig mogelijk contact op!

Hoe erg is het?Wat doen we er aan?
Af en toe last (minder dan 1 keer in het half jaar). Geen andere symptomenMet de hand leegdrukken
Vaak last, of het voelt ontstoken. Allergie onder controleHele hond krijgt antibiotica en ontstekingsremmer
Vaak last, allergie onder controle en ontstekingsremmer en antibiotica werken niet voldoendeZakje spoelen en lokaal ontstekingsremmer en antibiotica inbrengen
Probleem blijft maar terugkomenChirurgisch verwijderen of openleggen van de zakjes

Kwaliteit – anesthesie

Standards of care: maat van kwaliteit

Net als bij een hoop andere beroepen, is het lastig om van je dierenarts de kwaliteit in te schatten. In tegenstelling tot wat een hoop mensen denken, is er bij dierenartsen weinig tot niks geregeld als het gaat om nascholing of kwaliteit van diensten. Niet iedere kliniek en niet iedere dierenarts heeft dus dezelfde kwaliteitsstandaarden als het gaat om de behandeling van uw huisdier.

Bij Dierenkliniek Dordrecht hebben we een erg hoge standaard, die toch praktisch toepasbaar en betaalbaar blijft. De praktijkeigenaar en dierenarts, Mathijs, maakt hierbij gebruik van zijn jarenlange ervaring in de meest vooraanstaande kliniek van Europa, en zijn tijd in landen met “minder”.

Kwaliteit van anesthesie

Voor een hoop ingrepen, zoals operaties, is anesthesie nodig. Daarmee bedoelen we dat een patiënt niet alleen slaapt, maar ook goede pijnstilling heeft en niet meer beweegt. Effectief is dat een gecontroleerde vergiftiging: iemand met chemische stofjes bewusteloos maken, en zorgen dat hij ook weer wakker wordt. Daar komt een hoop bij kijken. En er kan ook een hoop bij misgaan. Aangezien patiënten in de diergeneeskunde niet kunnen praten, gaan er waarschijnlijk een hoop anesthesiefouten onopgemerkt. Om dit te voorkomen hebben wij een aantal minimumeisen in onze Dierenkliniek. Zo geven wij uw huisdier de beste kwaliteit van zorg!

Het anesthesie plan

In tegenstelling tot een hoop praktijken hebben wij geen vast protocol voor anesthesie. Elke patiënt is uniek. We hebben natuurlijk wel wat tabellen ter ondersteuning, maar dat is net als de recepten van grootmoeder en het gebak van grootmoeder: die hebben alleen in de basis wat met elkaar te maken.

Het anesthesie plan – temparement

Waar wij rekening mee houden is allereerst het temparement van de patiënt. Bij een patiënt die bij binnenkomst al doodsbang is, willen we die angst zoveel mogelijk wegnemen met de stoffen die we gebruiken (vaak stofjes in de familie van Valium: benzodiazepines). Daarnaast moeten we er ook rekening mee houden dat, tijdens de anesthesie, ineens de adrenaline uitwerkt die in het systeem zit. En als laatste willen we dat de patiënt zich geen ongeluk schrikt bij wakker worden.

Ook maakt het temparement van een dier soms de keuze voor ons, via welke weg we de anesthesie-middelen toedienen: in een spier, of direct in de bloedbaan via een infuus.

Het anesthesie plan – aandoeningen

Ook een belangrijk onderdeel van de keuze uit anesthesie-middelen, is het feit of vermoeden dat een orgaan niet lekker meewerkt. De belangrijkste is wat dat betreft het hart: heeft de patiënt een hartkwaal, of bestaat het vermoeden van een hartkwaal, dan veranderen we de anesthesie zodat het hart niet extra belast wordt. Bij oudere dieren gaan we er trouwens automatisch van uit dat er mogelijk een aandoening speelt. Dus die krijgen automatisch al die behandeling. Bloedonderzoek heeft wat dat betreft niet zoveel invloed op onze anesthesie: alle patiënten die mogelijk wat onder de leden hebben, krijgen al de meest veilige aanpak.

Soms stellen we trouwens wel een bloedonderzoek voor, rondom een anesthesie, maar dat is dan omdat de patiënt dan toch mooi stil ligt.

Het anesthesie plan – pijnstilling

Elke ingreep heeft een ander niveau van pijnstilling nodig. Een gebit reinigen is bijvoorbeeld vervelend, maar niet erg pijnlijk. Een open-buik operatie is daarentegen heel pijnlijk. Om die klappen op te vangen kunnen we kiezen uit een scala aan pijnstillers, die we vaak in een combinatie toepassen. Pijn weghouden van een ingreep is makkelijker dan pijn wegkrijgen die al gevoeld is!

Het anesthesie plan – infuus

Ieder dier krijgt standaard de beste kwaliteit zorg
Iedere patiënt krijgt bij ons de beste kwaliteit anesthesie. Infuus, zuurstof, en bewaking van vitale functies.

Elke ingreep die langer dan 10 minuten duurt, gaat bij ons gepaard met een infuusbeleid. De reden hiervoor is dat het enorm belangrijk is dat er tijdens de anesthesie voldoende doorbloeding van alle organen is. En we geven het lichaam nogal wat tikken, als het gaat om doorbloeding, tijdens een anesthesie.

  1. Patiënten zijn meestal nuchter: dan drinken ze ook minder
  2. We gebruiken vaak stofjes die de bloeddruk doen dalen (alfa-2-agonist)
  3. We gebruiken vaak stofjes die de patiënt uitdrogen (alfa-2-agonist)
  4. Soms ademt een patiënt even te weinig en daalt daardoor de bloeddruk
  5. Als tijdens de anesthesie de adrenaline uitwerkt, kan de bloeddruk ineens kelderen
  6. Misschien heeft de patiënt een verborgen aandoening

Dit gebeurt bij de meerderheid van de klinieken op dit moment (Maart 2020) in Nederland niet. En aangezien onze patiënten niet kunnen klagen over hoofdpijn, onderkoeling of zelfs hersenschade, gaat dit vaak ongemerkt. Ook krijgen, als je dit niet doet, de nieren en het hart aardig wat tikken. Dat vinden wij onnodig.

Het anesthesie plan – bewaking

Alle anesthesiën die langer dan 10 minuten duren, gaan bij ons gepaard met intubatie. Dat wil zeggen dat er, door de mond, een buisje in de luchtpijp gedaan wordt.

Op deze manier kunnen we niet alleen zuurstof toedienen en voorkomen dat een patiënt zich per ongeluk verslikt. Ook kunnen we op deze manier heel goed meten hoeveel CO2 de patiënt uitademt. En dat is verreweg de meest nuttige maatstaf voor de toestand van de patiënt.

Ook controleren we tijdens de ingreep continue de hartslag van patiënten. Maar de ervaring leert dat de CO2 de beste waarde is, om op te letten.

Afvallen

Vaak zien wij huisdieren die een beetje te zwaar zijn en ons advies krijgen om te gaan afvallen. Sommige van die dieren zijn een heleboel beetjes te zwaar. Hier proberen we een praktische handleiding te geven om daar bij te helpen.

Waarom het een probleem is

Dieren die last hebben van overgewicht, hebben een hoger risico op een aantal aandoeningen. Dat varieert van Diabetes tot Gewrichtsproblemen. Voorkomen is beter dan genezen!

Hoe zwaar is te zwaar

De meeste dierenartsen werken in Nederland met een BCS (body condition score) die van 1 tot 9 loopt. Daarbij is 5 (en een beetje 4) het ideale gewicht. Bij nummertje 1 heb je meer een levend skeletje, en bij 9 steken nog maar net de pootjes uit.

De WSAVA (World Small Animal Veterinary Association) heeft hier twee mooie plaatjes van laten maken:

WSAVA richtlijnen voor BCS bij honden
WSAVA richtlijnen voor BCS bij honden

 

WSAVA richtlijnen voor BCS bij katten
WSAVA richtlijnen voor BCS bij katten

Het valt misschien op dat we het niet hebben over kilogrammen overgewicht, maar een abstract nummertje. De reden hiervoor is dat er zo ontzettend veel verschil tussen rassen en individuen is, dat je onmogelijk een nuttige vuistregel kan geven. Wat we dus in de praktijk doen is kijken met de oogjes, en voelen met de handjes (want sommige dieren maken het erg lastig door een dikke vacht).

Te dik, wat te doen

Het makkelijke antwoord is natuurlijk “afvallen”. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De makkelijkste manier, en waarschijnlijk de meest efficiënte, is om er met uw dierenarts over te praten tijdens een consult. Dan worden de onderstaande zaken besproken:

Hormonale problemen

Hoewel erg zeldzaam, zijn er twee hormonale aandoeningen die afvallen lastig maken:

  • Cushing’s disease (een overproductie van steroïden in het lichaam)
  • Hypothyreoidie (een te lage productie van het schildklierhormoon)

Er zijn een paar zaken waar de dierenarts naar kijkt om in te schatten of dit mogelijk aan de hand is, en als hij/zij dat vermoedt kan er een gericht bloedonderzoek nodig zijn. Die kans is niet erg groot, maar het kan voorkomen.

Gewrichtsproblemen

Honden, maar zeker ook katten, kunnen last hebben van pijnlijke gewrichten. Bij katten is dit zelfs rond de 70% van alle katten!

Dieren zeggen niet zo snel “auwa” bij chronische pijn. Dus vaak is het enige wat de eigenaar merkt, dat de hond of kat veel slaapt. Iemand met veel ervaring (dus een dierenarts bijvoorbeeld) kan inschatten of de bespiering van de patiënt ook een beetje afgenomen is.

Bij katten kun je thuis ook alvast spieken door van boven op je kat te kijken: Zijn de heupen smaller dan de schouders, dan is er iets niet in orde.

Bewegen

Net als bij mensen, verbranden huisdieren energie (en dus vet) als ze bewegen. Klein nadeel is dat ze een stuk efficiënter bewegen dan mensen, en dus niet zo snel echt veel caloriën zullen verbranden van een wandeling. Maar toch is die wandeling zinvol! Tijdens een wandeling, en dat geldt ook voor mensen, moet je lichaam aanspraak maken op vetten (tenzij je toevallig tijdens het wandelen loopt te eten). Door die omschakeling, ook al is dat maar héél eventjes, worden er allemaal stofjes aangemaakt die de rest van de dag ook helpen met vet verbranden. Daarvoor is een half uurtje per dag wandelen al genoeg.

Afvallen met honden

Bij katten is dat wat ingewikkelder. Maar dan kun je wandelen vervangen voor spelen. Dat is bij de ene kat makkelijker dan bij de andere, maar er is voor ieder wel iets te vinden. Zeker als je eerst hebt laten controleren of de “saaie kat” niet toevallig gewoon een “pijnlijke kat” is door een gewrichtsprobleem!

Elk pondje door het mondje

De uitspraak hierboven is te kort door de bocht. Natuurlijk is vetweefsel opgebouwd om overtollige energie op te slaan. Maar dat heeft in veel gevallen meer te maken met de manier van eten en bewegen, dan met de hoeveelheid eten.

Staat er bijvoorbeeld de hele dag eten klaar voor de hond of kat? Dan is dat misschien iets om te veranderen naar gezette maaltijden. Als een huisdier namelijk de hele dag een knabbeltje kan pakken als ze daar zin in hebben, zorgen ze de hele tijd dat hun lichaam geen vetten hoeven aan te spreken. Honger hebben, ook al is het maar heel eventjes en een klein beetje, is een signaal van je lichaam dat je op reserves draait. En dat is nou precies wat je bij afvallen probeert te doen.

Diëten eten

Pas als laatste stap kun je ook nog kijken naar voer wat minder caloriën bevat. Natuurlijk kun je dat ook helemaal in het begin doen, maar als je een ziekte hebt, niet beweegt, en verkeerde eetpatronen hebt, kun je diëten wat je wilt: dan wil het maar niet lukken. Ook voor het kiezen van een goed diëet adviseren we u met uw dierenarts te overleggen.

 

 

 

Kruidnoot test

Een test probeert iets over de werkelijkheid te zeggen. Dus je hand blind in een doos stoppen om te voelen wat er in zit geeft een bepaalde uitslag. Hoe dicht die uitslag bij de waarheid zit (de voorspellende waarde), hangt af van twee dingen:

  1. hoe goed je kunt voelen (de sensitiviteit en specificiteit van de test)
  2. of er hints gegeven zijn over wat er in de doos zit (dat noemen we prevalentie: hoe vaak iets voorkomt)

Het probleem met titeren is dat de hint zo duidelijk is (“het is een snoepje, wat op een halve bol lijkt, bij Sinterklaas veel rondgestrooid wordt, en gebakken is met veel kruiden”), dat als u roept “kruidnoot” je in de meeste gevallen zonder te voelen ook wel goed zit. Oftewel: de meeste honden die gevaccineerd zijn, zijn gewoon beschermd.
Mocht je je hand er toch insteken, en 1 op de 10 keer denken “hè? Dat voelt helemaal niet als een kruidnoot” is de kans nog steeds heel groot dat het toch een kruidnoot is, maar er iets mis ging met het voelen. Oftewel: de meeste honden die een niet-beschermd uitslag uit de test krijgen, zijn gewoon wel beschermd door de vaccinatie.

Dan moet je je afvragen of het niet gewoon beter is om maar helemaal niet te voelen, en gewoon aan te nemen dat er een kruidnoot in zit.

Dit is een erg ruwe vergelijking met het technische verhaal van “voorspellende waardes” van diagnostische testen, zoals we eerder beschreven hebben. Hij gaat niet helemaal op. Als iemand een beter voorbeeld weet: Geef het even door, dan passen we deze aan.

Titeren

De wiskundige benadering van titeren

Het titeren van huisdieren (met name honden), om te besluiten of ze gevaccineerd moeten worden, is erg populair. In dit stukje zullen we proberen uit te leggen wat onze visie daarop is.

TLDR

Je kunt te weinig met de uitslag van de test, om de test goed te praten.

Wij doen de berekeningen, zodat we u van goed advies kunnen voorzien

Vaccineren en titeren: de basis

We vaccineren om het immuunsysteem van een mens of dier te prikkelen om klaar te staan als er een echte ziekte voorbij komt. Dit doen we door kapotte onderdelen van zo’n ziekte aan te bieden, of door een echte ziekteverwekker aan te bieden die een veel minder erge infectie oplevert. We gaan hier even niet verder in op de voor- en nadelen van vaccins. Kort gezegd vallen de bijwerkingen enorm mee, en zijn de voordelen van beschermd zijn enorm groot.  Het LICG legt dit fraai uit. Voor meer informatie over vaccins bij mensen kunt u bij de Rijksoverheid terecht.

Wat we met het bepalen van een titer (populair: het titeren) doen, is bepalen of er afweerstoffen in het bloed circuleren tegen een bepaalde ziekteverwekker.

De getallen

Zoals we in een eerdere post over diagnostische testen hebben uitgelegd, hangt de waarde van een diagnostische test erg af van een aantal waardes. De sensitiviteit, specificiteit van de test zelf, en de prevalentie (hoe vaak iets voorkomt) in de testgroep. Wij adviseren sterk dit even door te nemen voordat u het volgende stukje leest. Een iets eenvoudigere uitleg staat hier.

Als we de meest gebruikte titertest nemen (Vaccicheck van NML), brengt dat ons op de volgende waarden:

ZiekteSensitiviteitSpecificiteit
Distemper-virus10.92
Parvo-virus0.881
Canine adeno-virus0.940.93

Normaal gevaccineerde honden zijn voor meer dan 90% beschermd. Dat noemen we een prevalentie van minstens 90% (het aantal dieren dat beschermd is na een goede vaccinatie). Dan krijg je de volgende voorspellende waarden:

ZiektePositief voorspellende waardeNegatief voorspellende waarde
Distemper-virus0.991
Parvo-virus10.48
Canine adeno-virus0.990.63

Interpretatie

Distemper

Over de voorspellende waarden met betrekking tot Distemper virus hebben we niks aan te merken. We vinden een sensitiviteit van 1 wel erg ambitieus. Als we er van uitgaan dat de testers mens zijn, en dus wel eens foutjes maken, komt de waarde al snel overeen met de uitslag van Parvo.

Parvo

Als er een positieve uitslag uitkomt, weet je vrij zeker dat de hond beschermd is. Goed nieuws! Maar met een beschermingsgraad van minstens 90% kun je dat eigenlijk ook wel vrij zeker stellen zonder de test te doen… Als de test een negatieve uitslag geeft, komt de waarde aardig in de buurt van 50%. Dat wil dus zeggen dat de helft van de honden die negatief test, wel gewoon volledig beschermd is. Daarom is her-vaccineren op zo’n moment erg dubieus. Komt de hond in aanraking met erg veel ongevaccineerde honden, dan is dat misschien een reden om er iets mee te doen. Maar voor de gemiddelde hond in Nederland kun je deze uitslag dus gewoon negeren.

Kort gezegd: positieve uitslag is nutteloos, negatieve uitslag is nutteloos. En dat geldt dus eigenlijk ook voor Distemper virus hierboven.

Canine Adenovirus (hepatitis)

Wederom een erg lage negatief voorspellende waarde: kunnen we dus vrij weinig mee.

Leptospirosis

Hey, die staat er niet bij! Dat klopt. Vaccinaties tegen de erg gevaarlijke (voor mens en dier!) ziekte leptospirosis werken maar ongeveer een jaartje. Daarbij heeft titeren sowieso geen zin: die moet je gewoon elk jaar herhalen.

Dat klinkt vrij ongenuanceerd. Bijna elke dag dat ik mijn honden uitlaat in Dordrecht en omgeving zie ik wel een rat lopen. Ratten zijn de dragers van Leptospirose. Je kunt er dus wel van uitgaan dat al het oppervlaktewater in de regio besmet is. Aangezien de besmetting niet alleen erg gevaarlijk is voor uw huisdier, maar ook voor u (en uw dierenarts), is het advies voor elke hond in de regio: jaarlijks vaccineren tegen Lepto.

Samengevat

Al met al adviseren wij niet zomaar te titeren. Als ze positief uitkomen doe je niks met de uitslag. Als ze negatief uitkomen zijn ze erg onbetrouwbaar. Grappig genoeg zorgen ze op deze manier juist voor onnodig vaccineren.

Wij zijn een voorstander van het normale schema. Dat komt er op neer dat je, na het eerste jaar, gewoon elke 3 jaar de grote vaccinatie geeft (met distemper, parvo en adenovirus), en elk jaar de vaccinatie voor leptospirose.

Levensjaar23456789101112
VaccinatieL4L4L4+
DHP
L4L4L4+
DHP
L4L4L4+
DHP
L4L4
(telefoon kantelen voor volledige tabel)

Als u om de een of andere reden minder wilt vaccineren (de vaccins tegen distemper e.d. werken soms een stuk langer dan 3 jaar), staat dat u vrij. Bespreek dit dan gewoon met uw dierenarts.

Levensjaar23456789101112
VaccinatieL4L4L4L4L4+
DHP
L4L4L4L4L4+
DHP
L4
(telefoon kantelen voor volledige tabel)

Als u meetelt zult u zien dat dat eigenlijk nauwelijks verschilt van het geadviseerde schema op een hondenleven. Aangezien de bijwerkingen van vaccinatie erg zeldzaam zijn, kun je je afvragen of je niet net zo goed die ene extra vaccinatieronde mee kan pakken van het geadviseerde schema…

Vanuit onze praktijkvoering (om duidelijk te maken dat wij u om medische redenen iets adviseren, en niet voor de centjes) hebben we de prijs voor een leptospirose vaccinatie gelijkgesteld met een vaccinatie met distemper, parvo, adenovirus en leptospirose.

Overige op- en aanmerkingen

Nog twee puntjes die we even wilden aanstippen:

Puppies titeren heeft weinig zin, aangezien het immuunsysteem pre-puberaal iets anders werkt dan bij de volwassen hond.

De voorspellende waarde voor bescherming in de toekomst is niet aangetoond. Dus je kunt (op dit moment in ieder geval) niet zeggen “hij heeft zoveel reactie in de test, dus hij gaat zoveel jaar bescherming geven”. Het zou mooi zijn als dat ooit verandert, maar dat moment is nog niet daar.

Om een voorbeeld te geven: er was een praktijk die eens een doos tests besteld had om het eens uit te proberen. Per ongeluk testte de assistente twee keer hetzelfde bloedmonster. Met twee heel verschillende uitkomsten met betrekking tot de hoeveelheid reactie van de test. Daarmee is de test niet meteen nutteloos, maar er is nog wat werk aan de winkel voordat je dus iets kan voorspellen met de uitslag.

Diagnostische testen

Een groot deel van de besluitvorming in de medische wereld hangt af van diagnostische testen. Dat komt uitendelijk neer op het beheersen van statistieken. U vertrouwt er op dat uw dierenarts hier rekening mee houdt, en dat doen wij ook. Wat er dan in ons hoofd af speelt proberen we hier uit te leggen:

Positief en negatief

Voor deze tekst moeten we even uitleggen dat de termen Positief en Negatief niet automatisch iets goeds of iets slechts betekenen. Met “Positief” bedoelen we dat de test “Ja” antwoordt, en met “Negatief”, “Neen”. Om het voorbeeld van een zwangerschapstest te gebruiken: Als hij zegt dat je zwanger bent, is de test Positief, of je nou zwanger wilt zijn of niet. Zegt hij dat je niet zwanger bent, dan is de uitslag Negatief, ook al zou je misschien graag wel zwanger zijn.

Vals of eerlijk

In het geval van testen heb je een aantal verschillende uitkomsten:

  • Terecht positief: de test zegt dat je iets hebt, en dat is ook zo
  • Terecht negatief: de test zegt dat je iets niet hebt, en dat is ook zo
  • Val positief: de test zegt dat je iets hebt, en dat is niet zo
  • Vals negatief: de test zegt dat je iets niet hebt, en dat klopt niet

Sommige testen zijn heel gevoelig (Sensitief) en merken de-terecht-positieve gevallen heel snel op (weinig vals negatieven). Dit soort testen hebben vaak de neiging om ook, per ongeluk, een aantal negatieven als positief aan te merken: Vals positief.

Sommige testen zijn heel kieskeurig (Specifiek) en hebben daardoor meer kans dat een positieve uitkomst ook echt een positief geval (weinig vals positieve uitkomsten) is, maar mist daardoor meestal wat vaker gevallen die ook positief hadden moeten zijn: Vals negatief.

De waardes worden alsvolgt berekend (bron Wikipedia:

Specificiteit formule
Specificiteit formule
Sensitiviteit formule
Sensitiviteit formule

De perfecte test

Van alle testen zijn deze getallen (sensitiviteit en specificiteit) beschikbaar. De perfecte test voor iets heeft zowel een sensitiviteit (sens) als een specificiteit (spec) van 1 (dan heb je namelijk geen vals positieven en geen vals negatieven). Nodeloos om te zeggen dat eigenlijk niet voorkomt. Zelfs een test die theoretisch een volle één zou scoren, heeft altijd nog te maken met mensenwerk. Een druppeltje te veel bij het mengsel, een minuutje te lang gewacht, slechte lichtinval… alles beinvloedt de uitslag.

Hoe vaak komt iets voor

Om de waarde van een uitkomst in te kunnen schatten moet je verder nog weten hoe vaak iets voorkomt. Wat de prevalentie is van een aandoening. Als er in heel Nederland 1 iemand is die de Hik heeft EN je hebt een test die wel eens een vals positieve of een vals negatieve uitkomst geeft (wat bij zowat alle testen het geval is) zul je veel meer positieven krijgen dan 1, en die hebben bijna allemaal niet de Hik. De kans dat dat ene Hik geval echter een vals negatieve uitslag krijgt blijft direct afhankelijk van de sensitiviteit.

Krijg de Pip: een voorbeeld

Laten we als rekenvoorbeeldje een test nemen met een Sensitiviteit en Specificiteit van 0.95 en een aandoening die vrij zeldzaam is: De Pip.

Met symptomen komt de Pip voor bij 50.000 Nederlanders

Zonder symptomen komt de Pip voor bij 1.000 Nederlanders

We hebben 16.050.000 Nederlanders.

De mensen met symptomen hoeven we niet op te screenen, die gaan vanzelf wel naar een dokter. Rest ons nog om de overige 1.000 gevallen uit de 16.000.000 Nederlanders te halen.

Als je dan met behulp van de formules en de bijgeleverde data een grafiekje uittekent krijg je het volgende:

Tabel met de positieve en negatieve testuitslagen voor de Pip

Als je naar de waarden hier kijkt zie je dat je toch nog 1 op de 20 gevallen gaat missen en meer dan 800.000 mensen met een (in het overgrote deel foute) diagnose Pip naar huis gaat sturen. En dan is een test met 0.95 sensitiviteit en specificiteit nog aardig hoog. De meeste tests zitten een stuk lager. Dat betekent nog meer gevallen die je gaat missen, en nog meer mensen die je per abuis als ziek bestempelt.

Voorspellende waarde

Hoe maken we zo’n uitslag tastbaarder? Door de Positief Voorspellende Waarde te berekenen. Dat wil zeggen: Hoe betrouwbaar is een positieve uitslag. In dit geval is dat 950/800900=0.0012, oftwel 0.12%.

De negatief voorspellende waarde is een stuk beter: 15199050/15199100=0.9999, oftewel 99,99%. Als er dus een negatieve uitslag uitrolt, kun je vrij zeker van zijn dat je geen Pip hebt.

Op waarde schatten

Nou zijn er aandoeningen die ernstig genoeg zijn om een hoop vals positieven voor lief te nemen, maar om de waarde van een test goed in te schatten moet je dus altijd blijven opletten.

Zo hebben we voor u de redenatie achter het titeren voor u uitgewerkt.

Konijnen tanden of olifant?

Wij krijgen regelmatig het verzoek of we konijnen tanden, de voortanden meestal, niet bij kunnen knippen. Dit vragen mensen als de voortanden van een konijn scheef groeien.

Konijnentanden groeien altijd door. Dus als ze niet mooi recht afslijten, kunnen ze heel lang worden.

Konijn met doorgegroeide tanden
Dan lijkt zo’n konijn wel een olifantje. Je kunt je wel voorstellen dat zoiets in de weg zit bij het eten. En dat zijn nog maar de tanden van de onderkaak.

De tanden van de bovenkaak groeien dan natuurlijk ook door. Die bollen sneller naar binnen.

Konijn met doorgegroeide tanden slapend
Hier kun je al een beetje zien hoe dat er uitziet bij het slapende konijn.

Welnu, het verzoek om te knippen dus. Daarop zeggen wij steevast “nee”. Om drie redenen:

  1. Als je konijntanden knipt, kunnen ze splijten. Dat doet niet alleen verschrikkelijk veel pijn, maar het maakt het probleem ook nog veel erger
  2. Het is doodeng voor een konijn om iets aan zijn/haar tanden gedaan te krijgen, terwijl ze wakker zijn. Het konijn staat dan letterlijk doodsangsten uit
  3. Het is dweilen met de kraan open: ze groeien net zo hard weer scheef door. Dus je gaat herhaaldelijk de fouten van nummer 1 en 2 moeten herhalen

Wij vinden het sneu om onnodig risico te lopen, dieren onnodig pijn te doen, en dieren onnodig bang te laten zijn. Dus wat wij voorstellen is om ze te trekken. Dat lijkt heel rigoreus, en een hoop mensen kiezen dan ook de eerste keer voor afslijpen onder anesthesie. Maar in vrijwel alle gevallen komt het de tweede keer dan toch neer op het trekken van de voortanden. Dit is ook het advies van het LICG (link). Daar kan een konijn prima mee leven. Onze assistente, Danielle (link), heeft zelfs twee konijnen die de voortanden missen.

Hier een filmpje van een ander konijn die even laat zien dat je als konijn prima kunt eten zonder voortanden.

Voor de nieuwsgierigen die de konijnen tanden willen zien zonder konijn er aan vast, hieronder het ietwat bloederige plaatje.

WAARSCHUWING: NIET DOORSCROLLEN ALS JE NIET TEGEN DIT SOORT PLAATJES KUNT

ZEKER WETEN?

Konijnentanden zonder konijn